Ode aan Jan
Wie terug komt, maar nooit blijft, verdwijnt en toch beklijft, als water langs de stad.
Wat ik werkelijk nooit begreep, maar me altijd weer iets deed, juist toen de dood in trad.
Springlevend in zijn taal, zelfs in een stad zo stug, waar niemand meer vergeet, “Wat blijft komt nooit terug”.